donderdag 5 oktober 2017

Drie jaar later.

De afgelopen acht jaar was dit hier voor mij een haven. Een plek waar ik kon ventileren en waar mijn gedachten structuur en rust vonden. Soms grap ik dat hier enkel puberpoëzie staat, maar ik geef wel degelijk heel veel om deze plek en haar inhoud. Ik merkte de afgelopen tijd dat ik behoefte had aan een plek waar mijn geschrijfjes anoniemer terecht konden, waardoor hier al langere tijd niets verscheen. Op deze plek kwamen te vaak mensen die ik persoonlijk kende. En dat is lief en fijn dat ze het hier in de gaten hielden, maar ik voelde me bekeken. Wat hier is, mag blijven. Maar er zal hier geen nieuwe "puberpoëzie" verschijnen. 

Een oud begin van een nieuw einde.
Dus misschien
Zie je me nog
Verschijnen
Tussen de lijntjes
Van mijn voorhoofd.

Heel veel liefs.
Eli

donderdag 12 juni 2014

Helemaal niks meer.


Wie ben ik om te zeggen dat het niet leuk is. Wie ben ik om te zeggen hoe het voelt als de zon langzaam wegdrijft. En jij doorzevert over een leven na het donker. Ik zal niets zeggen. Ik zal kijken. Van de zon naar jouw handen. Tot de gebaren moe worden. En de hoop op morgen zal opgaan met hetzelfde gemak als de rook van je sigaretten. Tot je langzaam wegebt. Tot iets dat later veel weg zou hebben van een herinnering. Tot helemaal niks.


donderdag 5 juni 2014

Op een koude winternacht.

Pijn terwijl mijn tenen ontdooien.
Van steenachtig ijs. Terug naar water.
En tot het stroomt,
blijft de last van adaptatie.
Ik krijg de neiging om naar buiten te lopen.
Laat hen koud blijven, zonder pijn.
Maar het moest gaan stromen
voor ik naar bed ga.
En het lukt heus wel zonder jou.
Al zou ik het niet erg vinden.
Als iemand nu
mijn tenen zou omarmen.
Mijn kleine voeten
zou warmen.


donderdag 29 mei 2014

De geur van Glassex.


Omdat de kringen van bier, en strepen van vingers iets te veel weg hadden van herinnering. En de dagen nieuw en schoon moesten voordoen. Tot hij kon beginnen aan een schone lei moest alles in het nu blijven. Geen net, en zeker geen straks. Soms wel en soms niet, maar nooit terug, of refererend aan iets dat ooit gebeurd of eens plaatsgevonden had. Zodoende waste ik zijn zaad van mijn lichaam en toen ik mijn hoofd weer boven water had was alles zo goed als nieuw. Alsof het nooit gebeurd, of nooit meer zou. De mogelijkheid lag aan onze voeten, toch mochten we niet hopen of over peinzen, maar ons enkel huizen in de impulsiviteit van ons bestaan. Waarin we soms mogen en soms niet. Waarin we soms zijn en soms niets.


Thuis is waar je hart ligt.


Diep onder de uitgestrooide as van de vergetelingen naast het crematorium.

Wasmachinewaarheden.


Dat dit het wel moest het wel wezen had ik eerder gedacht. Maar wanneer de lijn zo overeenkomt met het contour, mijn tandenborstel zich zo thuis voelt. Stapels kleding hun naam verliezen. Maar toch, zodra mijn was zich vermengde met de jouwe, kleurde alles rood. 
En zo zag ik de kleuren, die kleuren ik zag, ze waren anders. Verdomde het verwarrende spectrum dat jij voor ogen had. Vooralsnog dacht ik dat wij kleuren zagen, en dat dan hetzelfde was. En ik vraag een ieder die de waarheid in pacht heeft om het mij uit te leggen. Voor nu zal ik dan mijn hoofd rusten op het kussen waar jij ooit lag. En drinken uit het glas dat jij ooit in je handen had. Tot jij de waarheid ziet, of ik. Die wij ooit zagen.


dinsdag 4 februari 2014

Mooie Dingen

Op een singel, of een dijk
Weet ik niet meer of ik kwam
Of juist net ging
Maar dat is juist iets moois

Een fles witte wijn wordt ontkurkt
Ik word misselijk
Ik voel me een waardeloze minnaar
Maar dat is juist iets moois

Ik kan de mooie dingen wel beschrijven
Maar het boek was toch beter
Dit ben ik, op mijn dieptepunt
Neem me mee, neem me mee
Naar de andere kant van de zee
Naar het volgende hoofdstuk
Van ons twee

Ik weet niet of ik de tulpen in mijn hand
Had gekregen of wou weggeven
t verwelkt
Tot iets afzichtelijks overblijft

Een wodkainfuus wordt aangelegd
Het verleegt me
Met schaamrood tot over mijn oren
Maar dat is juist iets moois

Ik kan de mooie dingen wel beschrijven
Maar het boek was toch beter
Dit ben ik op mijn dieptepunt
Neem me mee, neem me mee
Naar de andere kant van de zee
Naar het volgende hoofdstuk
Van ons twee

Ergens tussen zwart en grijs,
dwarrel ik tot ik wacht, en wacht
In een wachtkamer
Van mooie dingen
Donker en met weinig licht
Lig ik op de vloer
Te wachten op later
Tot we weer dromen
Tot we weer dromen
Zonder kater

Ik kan de mooie dingen wel beschrijven
Maar het boek was toch beter
Dit ben ik op mijn dieptepunt
Neem me mee, neem me mee
Naar de andere kant van de zee
Naar het volgende hoofdstuk
Van ons twee

zondag 26 januari 2014

Deze fles in jouw naam.

Niet langer de lippen die mij dronken kusten.
Maar nu een fles.
Ergens tussen het grijs en het zwart dwarrel ik,
tot ik wacht, en wacht.
Sla mij en loop weg,
want alsjeblieft,
de maan zelfs doet mij krenken.

Unpretty things.

Ik voel, ik voel, wat jij niet voelt
en het is 100% grijs.

dinsdag 7 januari 2014

Kerstverlichting


Op dat moment wist ik dat ik mij niet mocht binden aan hetgeen die avond zich had afgespeeld. Ik kreeg immers meermaals op mijn kop van iets dat veel weg had van een tak. Toch deed het bed mij goed. Wiskeylippen kusten mij dronken, tot ik niets meer was dan een ons, dat zich in de diepste krochten probeerde terug te trekken. Weg van de buitenwereld, in een fort van dons.

woensdag 1 mei 2013

Ben jij helemaal betoeterd?


Ik zal een moment beschrijven
Van intens geluk.
Althans,
Voor mijn ouders.

Ik kom onder zijn jas vandaan
En banjer door de stralende zon
Met mijn tasje over mijn schouder
Op een dag in september
Zo’n warme
Met een licht jasje
Maar draai ik mij om en ren terug
Mijn armen klamp ik om jouw heupen
Snikkend verlies ik mijn hoofd in jouw trui
En met mijn hoofd tegen jouw buik
Vraag ik of ik dan toch niet misschien

En jij tilt me op
Ik voel mij een vogel
In een moment van intens welbevinden
Vlieg ik door de lucht
Want jij bent gaan lopen
En ik heb de krokodillentranen
Verruild voor een volkomen glimlach

Tot het moment dat de rapen gaar waren
Jij loopt richting de deur
En van schrik slaakt een heftig stemgeluid
Gillend en spartelend als een vis op het droge
Jij zult mij niet achter die deur krijgen
Mijn kleine handjes knijpen in jouw vingers
Ik wil niet
En ik kan nog niet zonder jou
Eenmaal binnen en weer op de grond
Klim ik
Rood van verdriet
En nat van verse tranen
Naar de
In mijn ogen verkeerde kant van
Het raamkozijn
Sla ik op het raam
Maar jij loopt weg

Jij durft in één keer
Alleen
Tot bij de auto’s
Steeds verder
Tot ik jou niet meer zie

Hulpeloos kijk ik achter me
Een ruimte boordevol stomverbaasde ogen
Waar iedereen naar mij kijkt
Ik buig mijn hoofd
En nog na trillend
Haal ik schokkend adem
En hang ik mijn tasje aan een haakje
Met mijn naam erboven

De hitte in mijn lichaam
Maakt plaats voor een kille rust
Als jij aan het eind van de dag
Uit de verte vandaan kwam
Zomaar
Ineens