zaterdag 13 april 2013

Als donderslag bij heldere hemel.


Met de ongewone charme van een vergane kroonluchter
Loop ik langs de straten
Probeer ik enigszins te vluchten
Ontwijk ik mensen die willen praten
Tot ik bij de boom ben
En daar mijn rug steun geef tegen de schors
Bij een bankje in een park. Jij weet waar. Zit ik daar.
Met in mijn buik, een gevoel van verdriet, zo van net niet.

Met mijn voeten in het gras
En de neus in de wind
Mijn ogen knijpen dicht
Mijn lippen samen
Ik weet het niet meer
En ik hoef het niet te weten

Jij als onbeschrijfelijke climax.

Jij
een
climax
onbeschrijfelijk
en soms
een beetje
onvoorspelbaar

Banaliteit uit Schotland.


Krullen in de wind en lippen op mijn wang
Tot de boot vertrok
En ik in de verlate warmte van mijn bed achterbleef
Nog half naakt loop ik voor koffie
En dan terug
Naar de kreukels van mijn laken
Het vereenzaamde licht van mijn spaarlamp
De uitzichtloosheid van mijn kussens
Ofwel die onbewoonde linnen 
Koud ook gewoon
Zonder jou
Want je bent mooi
Maar mooi niet hier
Die krullen vond ik trouwens ’s-avonds nog terug
Ergens hier op mijn wang
Naast een kreukel van het linnen
Van links naar rechts
Tot hij ergens ophoudt
En daar begint dan dus de rest