woensdag 1 mei 2013

Ben jij helemaal betoeterd?


Ik zal een moment beschrijven
Van intens geluk.
Althans,
Voor mijn ouders.

Ik kom onder zijn jas vandaan
En banjer door de stralende zon
Met mijn tasje over mijn schouder
Op een dag in september
Zo’n warme
Met een licht jasje
Maar draai ik mij om en ren terug
Mijn armen klamp ik om jouw heupen
Snikkend verlies ik mijn hoofd in jouw trui
En met mijn hoofd tegen jouw buik
Vraag ik of ik dan toch niet misschien

En jij tilt me op
Ik voel mij een vogel
In een moment van intens welbevinden
Vlieg ik door de lucht
Want jij bent gaan lopen
En ik heb de krokodillentranen
Verruild voor een volkomen glimlach

Tot het moment dat de rapen gaar waren
Jij loopt richting de deur
En van schrik slaakt een heftig stemgeluid
Gillend en spartelend als een vis op het droge
Jij zult mij niet achter die deur krijgen
Mijn kleine handjes knijpen in jouw vingers
Ik wil niet
En ik kan nog niet zonder jou
Eenmaal binnen en weer op de grond
Klim ik
Rood van verdriet
En nat van verse tranen
Naar de
In mijn ogen verkeerde kant van
Het raamkozijn
Sla ik op het raam
Maar jij loopt weg

Jij durft in één keer
Alleen
Tot bij de auto’s
Steeds verder
Tot ik jou niet meer zie

Hulpeloos kijk ik achter me
Een ruimte boordevol stomverbaasde ogen
Waar iedereen naar mij kijkt
Ik buig mijn hoofd
En nog na trillend
Haal ik schokkend adem
En hang ik mijn tasje aan een haakje
Met mijn naam erboven

De hitte in mijn lichaam
Maakt plaats voor een kille rust
Als jij aan het eind van de dag
Uit de verte vandaan kwam
Zomaar
Ineens

zaterdag 13 april 2013

Als donderslag bij heldere hemel.


Met de ongewone charme van een vergane kroonluchter
Loop ik langs de straten
Probeer ik enigszins te vluchten
Ontwijk ik mensen die willen praten
Tot ik bij de boom ben
En daar mijn rug steun geef tegen de schors
Bij een bankje in een park. Jij weet waar. Zit ik daar.
Met in mijn buik, een gevoel van verdriet, zo van net niet.

Met mijn voeten in het gras
En de neus in de wind
Mijn ogen knijpen dicht
Mijn lippen samen
Ik weet het niet meer
En ik hoef het niet te weten

Jij als onbeschrijfelijke climax.

Jij
een
climax
onbeschrijfelijk
en soms
een beetje
onvoorspelbaar

Banaliteit uit Schotland.


Krullen in de wind en lippen op mijn wang
Tot de boot vertrok
En ik in de verlate warmte van mijn bed achterbleef
Nog half naakt loop ik voor koffie
En dan terug
Naar de kreukels van mijn laken
Het vereenzaamde licht van mijn spaarlamp
De uitzichtloosheid van mijn kussens
Ofwel die onbewoonde linnen 
Koud ook gewoon
Zonder jou
Want je bent mooi
Maar mooi niet hier
Die krullen vond ik trouwens ’s-avonds nog terug
Ergens hier op mijn wang
Naast een kreukel van het linnen
Van links naar rechts
Tot hij ergens ophoudt
En daar begint dan dus de rest