vrijdag 17 september 2010

Stapelplaats.

Met de vlinders in mijn ogen kijk ik naar bezeten mensen op belegen gronden.
Met een harde bas in diep van binnen worstelt hij zich naar haar toe.
En toont zijn affectie.

Kruipend over het tafellaken.

Terwijl ik de was ophang zie ik dat de zwarte vegen van jouw schoenen niet uit het kleed zijn gewassen. Een dubieus gevoel van nostalgie overspoelt mijn gedachten aan de beruchte avond op de tafel, waarop wij dansten en chardonnay dronken. De avond waarop wij uiteindelijk moe van de wijn en halfdronken van het dansen, onder de tafel eindigden. En wij zongen liedjes van lang geleden in de Hitparade, toen er nog gevoel in de woorden lag. En sloten af met een laatste slok onder de linnen van de tafel. Een hard geraas van de wind uit mijn onderbuik doet mij de waslijn van knijpers ontdoen en ik gooi het laken in de was.

dinsdag 24 augustus 2010

Obscure tragedies.

In de donkerte voel ik mij vrij. Dan kan ik iets. Voel ik meer. Terwijl aandachtige ogen oordelen, zien de mijne alleen kleine stralen licht die het mooier maken dan het is. En zodra ik het onvervalste licht weer inloop steek ik een sigaret op en laat ik achter wat ik kan voelen. Het geaffecteerde heeft mijn affectie. Mijn voorkeur.

Gevoelens met zonnebrillen.

Het gras tussen mijn vingers en mijn shirt niet geheel over mijn buik. De bas dreunt nog door mijn hoofd. De zon op mijn voorhoofd en mijn schoenen nog ergens waar ik niet meer ben. Dansen, draaien, drank en rook.

vrijdag 13 augustus 2010

Mijn lief, de klootzak.

En mijn hoofd draait zich nog een keer om.
Ik hou er van. En dan wat?
Ik vergeet je.
Weet al niet hoe meer jouw geur.

Je laat me.
Tegen ritme in. Dat doe jij.
Ik herken dat.
Weet niet eens meer hoe jouw woorden.

Ik zou nog liever.
Liever met dat van jou.
Zingen, gillen, dansen. Van daken, langs meren.
En dan als één. Zoals nooit. Maar toch als vroeger.

Wederom, zoals bekend, nogmaals

maandag 26 juli 2010

Graceland.

Zodra ik de eerste stappen zet over de drempel van mijn voordeur. En de straat verlaat met slechts de zegen van mijn dobbelsteen. Schrijf ik in de trein mijn eerste brief naar Australië.
Ik heb al zoveel brieven in jouw naam verspild. Zo vaak gezegd met jou te willen gaan naar waar geen kranten komen.
En de verstrijkende tijd wachtend voor mijn brievenbus. Dikwijls gevuld met smart doch wederom gevolgd door de agonie.

Zoals de as brandt in een verlaten asbak.

zondag 27 juni 2010

Hij was een blije jongen.

Het was een warme dag. Zijn blote voeten brandde op het zand van de duinen. Heet was het onder zijn voeten. Zo besloot hij te gaan en liep de wereld in. En ik bleef. Spelend met de branding en de duinen. Want ik stond er weer helemaal alleen. Geen mens in de buurt. Dus liep ik de zee in en ging onder met de zon.

maandag 3 mei 2010

Okkie.

Terwijl geelig ochtendlicht door het kozijn naar binnen spreekt, kijk jij mij zoet grinnikend aan. Mijn hoofd stond nog op koffie maar mijn humeur vulde zich met volle glimlach. Je veegt jouw zwarte haren uit je gezicht en kijkt met kleine oogjes. Ik duw mij uit mijn matras. Val vervolgens weer naar voren om mijn gezicht lachend te verbergen in mijn kussen. En als ik op kijk zie ik de glimlach rond jouw mond. Niemand voelde zich zo op zijn plek als ik. Waar dan ook.

zondag 25 april 2010

Nervus ophthalmicus

Vroeger was ik jonger dan vandaag. En de dagen zijn nu langer. Mijn leeftijd draagt mij mee. Tot het einde van de tijd. En alles wat overblijft is een lichaam vol herinnering. Want zelfs dat kleine beetje geweten is dan vervlogen.

zaterdag 17 april 2010

±

Niet alles is anders nu je weg bent. Bussen komen nog altijd te laat. Mensen rijden nog altijd door rood. Ik schrijf nog altijd met mijn rechterhand. En de hemel staat nog steeds blauw van de uitlaatgassen. Dus ook jouw herinnering is hier. Van jouw neus tot over mijn oren. Jouw dromen zweven nog door de lucht. En ik. Ik sta hier. Zoals altijd. Het is alleen alsof jij op vakantie bent. En even niet meer terug komt. Want niets is anders nu je weg bent.


In loving memory of Jesse

dinsdag 13 april 2010

Spelenderwijs.

Ik spreek mijn woorden uit met verve. Zet mijn stappen doordacht. Kies mijn blikken geheel niet ondoelmatig. Reageer adequaat. Ik speel mooi weer. Tot het doek valt en ik weer tijd heb voor nostalgie.

maandag 12 april 2010

De bevrijdende zucht.

Hij moet gegeseld, aan het kruis genageld, gekneveld, dood gemaakt, gemolesteerd maar eerst besneden en met pekel bestrooid, kielgehaald, geëlectrocuteerd, met botte speren in de ribben geprikt. Gefolterd en bespuugd door de Jihad en door een adelaar de ogen uit geprikt. Vergiftigd en verstoten, opgeblazen, gevierendeeld, gestenigd, neergestoken, opgehangen en overreden en vergast. Maar verder ben ik dol op mannen.

zondag 11 april 2010

Où il ne pleut pas.

Op dat moment vielen honderden, misschien wel duizenden druppels op mijn gezicht. Gevolgd door een immens welbevinden. En zo zag ik het water wegspoelen het putje in, samen met de weerzin en agonie. Hij was mijn favoriet. En nog eigenlijk. Hij mag nu niet meer weg. Dat zou hij, bij wijze van spreken, toch niet meer mogen doen? En zo kwam de bekommering. Harder dan ooit.

vrijdag 2 april 2010

woensdag 31 maart 2010

Er was een tijd dat mijn wereld bestond uit een zwarte delta.

Wij houden handjes vast. Terwijl wij onze neuzen tegen de ramen drukken. We tekenen gezichtjes in de condens. Het regent buiten. We wisselen van hand. En zitten met onze billen op de verwarming. Kijkend naar de historie. Van besneeuwde bergen tot ongestrikte veters. Maar zodra ik het raam wil openen kletteren reuzachtige regendruppels kapot op mijn juist nog zo zorgeloze gezicht.
Vertel mij maar hoe stom ik ben. Maar smijt mij niet meer uit het raam.

donderdag 25 maart 2010

Genegenheid van mijn affectie.

En mijn verlangen nam de vorm aan van zijn fysiek.

dinsdag 23 maart 2010

Kanker.

Omdat het meer letters heeft dan kut.

dinsdag 16 maart 2010

Toespeling op de beïnvloedbaren.

Domweg gelukkig staar ik mij blind op een bankje in de zon. Rakend in een roes door het felle zonlicht, speelt mijn wijsvinger met een ijsblokje uit mijn pas opgedronken verfrissing. Ik ga niet door. En ik neem hem mee. Naar liggend in de zon. Naar onze voeten op het warme zand. Met het zeewater nog in ons haar. Ik ga door. En ik neem hem mee.

dinsdag 9 maart 2010

Melancholie van de alledag.

De druppels verf zweven. Vallen. En vlekken daarna. Vandaag was een mooie dag.

zaterdag 27 februari 2010

Bij wijze van spreken.

Nu ik hier lig met mijn hoofd op jouw borst, en het slaan van jouw hart door mijn hoofd beukt, maakt het mijne zich klaar voor een tegenslag. Mijn ogen vallen dicht. En dan slaan nietszeggende woorden genadeloos toe. Dus bij wijze van spreken is er niets aan de hand.

woensdag 17 februari 2010

Laat mij in mijn zeven sloten.

Om met letters te spelen op een vroom vel papier. Letters schuiven over het pas beschreven blad tot mijn glazen het voor mij verhelderen. Onbepaalde tijd later door duisterheid verlicht.
Zo open ik mijn doos en ruim ik weer roekeloos de rommel van de vloer. Dan haal ik de woorden uit mijn mond. Als niemand het ziet.

donderdag 7 januari 2010

Ik moet alleen.

Ik zit hier maar en de bomen kijken de lucht niet meer aan. Het water schopt niet meer tegen de dijk maar de boten varen nog altijd in de haven. Alles moet nu veranderen. Er moet kleur en liefde. Passie moet met zachte stem. Kleur moet over. Want ik moet allang niet meer. Ik moet alleen. Ik moet nog altijd gevaar. En ik moet nog altijd passie. Maar ik moet zeker alleen.

woensdag 6 januari 2010

Ik ben een vogel nu.

Nu over mijn grote teen die onder de laken uitstak. Mijn pas gewassen haren nog nat in mijn nek. Niets over het zout op de wangen. Enkel de dons in mijn laken. Wellicht nog iets over hij die de kamer in komt lopen. Zodra het licht uit is en het bed lang niet meer zo koud, droom ik weg. Hij geeft mij nog een kus. Houdt mij heel de nacht vast.