donderdag 12 juni 2014
Helemaal niks meer.
Wie ben ik om te zeggen dat het niet leuk is. Wie ben ik om te zeggen hoe het voelt als de zon langzaam wegdrijft. En jij doorzevert over een leven na het donker. Ik zal niets zeggen. Ik zal kijken. Van de zon naar jouw handen. Tot de gebaren moe worden. En de hoop op morgen zal opgaan met hetzelfde gemak als de rook van je sigaretten. Tot je langzaam wegebt. Tot iets dat later veel weg zou hebben van een herinnering. Tot helemaal niks.
donderdag 5 juni 2014
Op een koude winternacht.
Pijn terwijl mijn tenen ontdooien.
Van steenachtig ijs. Terug naar water.
En tot het stroomt,
blijft de last van adaptatie.
Ik krijg de neiging om naar buiten te lopen.
Laat hen koud blijven, zonder pijn.
Maar het moest gaan stromen
voor ik naar bed ga.
En het lukt heus wel zonder jou.
Al zou ik het niet erg vinden.
Als iemand nu
mijn tenen zou omarmen.
mijn tenen zou omarmen.
Mijn kleine voeten
zou warmen.
zou warmen.
donderdag 29 mei 2014
De geur van Glassex.
Omdat de kringen van bier, en strepen van vingers iets te veel weg hadden van herinnering. En de dagen nieuw en schoon
moesten voordoen. Tot hij kon beginnen aan een schone lei moest alles in het nu
blijven. Geen net, en zeker geen straks. Soms wel en soms niet, maar nooit
terug, of refererend aan iets dat ooit gebeurd of eens plaatsgevonden had. Zodoende waste ik zijn zaad van mijn lichaam en toen ik mijn hoofd weer boven water had was alles zo
goed als nieuw. Alsof het nooit gebeurd, of nooit meer zou.
De mogelijkheid lag aan onze voeten, toch mochten we niet hopen of
over peinzen, maar ons enkel huizen in de impulsiviteit van ons bestaan. Waarin we
soms mogen en soms niet. Waarin we soms zijn en soms niets.
Thuis is waar je hart ligt.
Diep onder de uitgestrooide as van de
vergetelingen naast het crematorium.
Wasmachinewaarheden.
Dat dit het wel moest het wel wezen had ik eerder gedacht. Maar wanneer de lijn zo
overeenkomt met het contour, mijn tandenborstel zich zo thuis voelt. Stapels kleding hun naam verliezen. Maar toch, zodra mijn was zich vermengde met de
jouwe, kleurde alles rood.
En zo zag ik de kleuren, die kleuren ik zag, ze waren anders. Verdomde het verwarrende spectrum dat jij voor ogen had. Vooralsnog dacht ik dat wij kleuren zagen, en dat dan hetzelfde was. En ik vraag een ieder die de waarheid in pacht heeft om het mij uit te leggen. Voor nu zal ik dan mijn hoofd rusten op het kussen waar jij ooit lag. En drinken uit het glas dat jij ooit in je handen had. Tot jij de waarheid ziet, of ik. Die wij ooit zagen.
En zo zag ik de kleuren, die kleuren ik zag, ze waren anders. Verdomde het verwarrende spectrum dat jij voor ogen had. Vooralsnog dacht ik dat wij kleuren zagen, en dat dan hetzelfde was. En ik vraag een ieder die de waarheid in pacht heeft om het mij uit te leggen. Voor nu zal ik dan mijn hoofd rusten op het kussen waar jij ooit lag. En drinken uit het glas dat jij ooit in je handen had. Tot jij de waarheid ziet, of ik. Die wij ooit zagen.
dinsdag 4 februari 2014
Mooie Dingen
Op een singel, of een dijk
Weet ik niet meer of ik kwam
Of juist net ging
Maar dat is juist iets moois
Een fles witte wijn wordt ontkurkt
Ik word misselijk
Ik voel me een waardeloze minnaar
Maar dat is juist iets moois
Ik kan de mooie dingen wel beschrijven
Maar het boek was toch beter
Dit ben ik, op mijn dieptepunt
Neem me mee, neem me mee
Naar de andere kant van de zee
Naar het volgende hoofdstuk
Van ons twee
Ik weet niet of ik de tulpen in mijn hand
Had gekregen of wou weggeven
t verwelkt
Tot iets afzichtelijks overblijft
Een wodkainfuus wordt aangelegd
Het verleegt me
Met schaamrood tot over mijn oren
Maar dat is juist iets moois
Ik kan de mooie dingen wel beschrijven
Maar het boek was toch beter
Dit ben ik op mijn dieptepunt
Neem me mee, neem me mee
Naar de andere kant van de zee
Naar het volgende hoofdstuk
Van ons twee
Ergens tussen zwart en grijs,
dwarrel ik tot ik wacht, en wacht
In een wachtkamer
Van mooie dingen
Donker en met weinig licht
Lig ik op de vloer
Te wachten op later
Tot we weer dromen
Tot we weer dromen
Zonder kater
Ik kan de mooie dingen wel beschrijven
Maar het boek was toch beter
Dit ben ik op mijn dieptepunt
Neem me mee, neem me mee
Naar de andere kant van de zee
Naar het volgende hoofdstuk
Van ons twee
zondag 26 januari 2014
Deze fles in jouw naam.
Niet langer de lippen die mij dronken kusten.
Maar nu een fles.
Ergens tussen het grijs en het zwart dwarrel ik,
tot ik wacht, en wacht.
Sla mij en loop weg,
want alsjeblieft,
de maan zelfs doet mij krenken.
Maar nu een fles.
Ergens tussen het grijs en het zwart dwarrel ik,
tot ik wacht, en wacht.
Sla mij en loop weg,
want alsjeblieft,
de maan zelfs doet mij krenken.
dinsdag 7 januari 2014
Kerstverlichting
Op dat moment wist ik dat ik mij niet mocht
binden aan hetgeen die avond zich had afgespeeld. Ik kreeg immers meermaals op
mijn kop van iets dat veel weg had van een tak. Toch deed het bed mij goed. Wiskeylippen kusten mij dronken, tot ik niets meer was dan een ons, dat zich in
de diepste krochten probeerde terug te trekken. Weg van de buitenwereld, in een
fort van dons.
Abonneren op:
Posts (Atom)